category_news

Bemesting 2e snede vraagt extra aandacht

Gepubliceerd op
3 mei 2024

De verschillen tussen percelen zijn groot dit jaar. Drogere percelen zijn vaak regulier bemest in de eerste snede, terwijl veel nattere percelen nog helemaal geen mest hebben gehad, of wellicht alleen een kunstmestgift. Op veel van deze nattere percelen stond bovendien nog een najaarssnede van 2023. Dat vraagt om extra aandacht bij bemesting van de 2e snede.

Verschillen per gebied

In de hoeveelheid mest die een bedrijf per jaar mag uitrijden, zitten ook grote verschillen. Ligt een bedrijf in een NV-gebied, Grondwaterbeschermingsgebied of Natura-2000 gebied, dan is de hoeveelheid aanzienlijk lager dan in de overige gebieden is toegestaan. Ook het weiden maakt verschil voor de hoeveelheid mest die in de put beschikbaar is om in te zetten voor bemesting.

Uit bovenstaande tabel (uit de presentatie 'Hoe mest verdelen?) blijkt dat na een gift van 25-30 m3 er voor de 2e snede en latere snedes, nog maar beperkt mest beschikbaar is. Het advies blijft om zoveel mogelijk drijfmest de 1e helft van het groeiseizoen te bemesten, om zo optimaal te kunnen profiteren van de nawerking.

Mestafzet en -opslag

Veel bedrijven moeten inmiddels ook dierlijke mest afzetten. Het voorjaar is hiervoor de goedkoopste optie, omdat de mest dan rechtstreeks het land op kan bij de akkerbouwers. Is het een nat voorjaar, zoals dit jaar het geval is, dan wordt er weinig toegediend en kan het pas in de nazomer. Op bedrijven met snijmais moet in het voorjaar ook rekening worden gehouden met de hoeveelheid die naar mais gaat. (zie het nieuwsbericht: Minder mest naar mais voor meer gras)

Om zowel mest beschikbaar te hebben voor bemesting van het eigen land, als de afzet van het mestoverschot, is een voorraadplanning en veel mestopslagruimte nodig. Voor de mestopslagruimte komt dit praktisch neer op 10-12 maanden opslagcapaciteit.

Advies N na eerste snede

Bemest percelen waar nog geen drijfmest op gekomen is als eerste. Houd rekening met weidepercelen en bemest deze bij voorkeur alleen met kunstmest, en pas weer met drijfmest als deze gemaaid worden. Heeft de eerste snede geen of nauwelijks bemesting gehad, geef dan in de 2e snede 25% tot 50% stikstof extra. Is de 1e snede wel bemest met drijfmest en kunstmest, maar zwaarder geoogst, geef dan 5 kg N/ ha extra voor volgende snede.

Zowel bij omweiden als standweiden ligt het advies voor volgende snedes, na dierlijke mest in eerdere snedes, vaak niet hoger dan 25-30 kg N/ha. Voor een gerichter advies kijk in de adviestabellen van de adviesbasis (zie paragraaf 2.1.2 van het bemestingsadvies) of naar de bemestingsschema’s Nieuw Nederlands Weiden.

Gebruik na de eerste snede bij voorkeur meststoffen die ammonium en nitraat bevatten, zoals KAS. Kon op zandgrond in de 1e snede geen zwavel bemest worden, doe dat dan wel voor de 2e snede. Dat geeft de hoogste opbrengst. Bemest bij voorkeur binnen een week na het oogsten van een snede.

Advies K

Is er half februari mest toegediend, dan kan er kali verloren zijn gegaan door uitspoeling (zie tabel 2.15 van het bemestingsadvies). Is er geen mest toegediend in de 1e snede, dan is er mogelijk extra kali nodig. Bij weiden van de 2e snede kan dit het beste via kunstmest, bij maaien kan dit via een gift dierlijke mest (zie tabel 2.18 van het bemestingsadvies).

Tips

  • Gebruik grasklaver (waar mogelijk)
  • Lager N-niveau bij weiden
  • Minder RDM op weidepercelen
  • Zorg voor netjes toegediende mest voor de hoogste stikstofwerking en weinig besmeuring
  • Probeer alle RDM toe te dienen tot 1 juli
  • Bemest zo min mogelijk op mais