Nieuws

Weeromstandigheden en management hebben invloed op stikstofbodemoverschot

Gepubliceerd op
24 september 2021

Het stikstofbodemoverschot op de Koeien & Kansen-bedrijven was in 2020 ruim 160 kg N/ha. Dit is 45 kg N/ha hoger dan het jaar ervoor, maar nog wel iets lager dan in 2018. Het droge voorjaar, nauwkeurige bemesting, maar ook gewasopbrengst, bouwplan en grondsoort hebben invloed op de gewasopbrengst en daarmee het stikstofbodemoverschot.

Stikstofbodemoverschot 2020

Figuur 1 laat zien dat het stikstofbodemoverschot op de Koeien & Kansen-bedrijven gemiddeld uitkomt op ruim 160 kg N/ha in 2020. In 2019 was dit nog iets meer dan 115 kg N/ha, 45 kg N/ha minder dan in 2020. Twaalf bedrijven hadden in 2020 een hoger stikstofbodemoverschot dan het jaar ervoor. Op het intensieve kleibedrijf 4 was het stikstofbodemoverschot in 2020 zelfs 190 kg N/ha hoger dan in 2019. Dit deze ondernemer heeft in 2020 fors meer bemest en ondanks dat heeft hij veel minder gras kunne oogsten dan in 2019. In 2018 en 2019 was het bodemoverschot op dit kleibedrijf haast extreem laag, vanwege de zeer lage bemesting en goede stikstoflevering door de bodem. Op 5 bedrijven daalde het stikstofbodemoverschot juist ten opzichte van 2019. Op bedrijf 5 was de daling het grootst: het stikstofbodemoverschot daalde op dit veenbedrijf in 2020 met meer dan 65 kg N/ha ten opzichte van het jaar ervoor. Dit bedrijf realiseerde met wat meer drijfmest en wat minder kunstmest een hogere stikstofopbrengst met graskuil en vooral ook met weidegras.

Figuur 1: Stikstofbodemoverschot Koeien & Kansen-bedrijven 2018-2020.
Figuur 1: Stikstofbodemoverschot Koeien & Kansen-bedrijven 2018-2020.

In het algemeen zien we lagere bodemoverschotten op de zandbedrijven (6, 8, 9, 10, 12, 15 en De Marke) dan op de klei- en veenbedrijven (de overige). Maar dit is geen wetmatigheid. Ook kleibedrijven kunnen een vrij laag stikstofbodemoverschot realiseren (1, 7, 11). Gericht management met hoge gewasopbrengsten, nauwkeurige bemesting en lage mestgiften (biologisch) liggen hier aan ten grondslag. 

Input

Het stikstofbodemoverschot wordt berekend door van de input (stikstof door meststoffen, mineralisatie, vlinderbloemigen en depositie) de output (stikstof met gewassen zoals gras en maïs) af te trekken. De stikstofinput van de bodem in 2020 op de Koeien & Kansen-bedrijven is in figuur 2 weergegeven.

Figuur 2: Stikstof-input per ha op de Koeien & Kansen-bedrijven in 2020.
Figuur 2: Stikstof-input per ha op de Koeien & Kansen-bedrijven in 2020.

Uit deze figuur blijkt dat de stikstofinput per hectare van drijfmest op de bedrijven gemiddeld 230 kg N/ha is (nog voor ammoniakemissie). Ten opzichte van 2019 is deze met ruim 30 kg/ha toegenomen. De reden voor de hogere mestgift is dat alle boeren aan de BES-pilot mee mogen doen. Daarbij bestaat de mogelijkheid om meer te kunnen bemesten, maar daar staat tegenover dat er kunstmest inleverd moet worden. De input van kunstmest (ruim 100 kg N/ha in 2020) is ruim 5 kg N/ha lager dan het jaar ervoor. Met ieder ongeveer 30 kg N/ha leveren weidemest, mineralisatie en depositie in 2020 allen een even grote bijdrage aan de input. Ook deze bijdrage wijkt niet veel af van het jaar ervoor. De input van stikstof uit vlinderbloemigen is gemiddeld op de Koeien & Kansen-bedrijven erg klein. Alleen op de bedrijven 6 en 11 is de bijdrage aanzienlijk met respectievelijk 39 en 25 kg N/ha. Op de veenbedrijven 3 en 5 speelt de stikstofinput via mineralisatie een belangrijke rol.

Tussen bedrijven zijn er grote verschillen in input (en overschot), deze worden veroorzaakt door de grondsoort, het bouwplan, de intensiteit, maar zeker ook het management van de veehouder. De stikstofinput (en het overschot) is vaak hoger op de klei- en veenbedrijven dan op de zandbedrijven. Dit heeft zijn oorsprong bij het mestbeleid, dat een hogere bemesting toestaat op klei en veen dan op zand. Vervolgens zien we dat de (kunst)mestgift verschilt binnen grondsoorten. De ene veehouder slaagt erin om minder mest te gebruiken dan de andere. De input is duidelijk het laagst bij het biologische bedrijf (11). Dit bedrijf had met bijna 235 kg N/ha juist een lage input in 2020. Dit bedrijf gebruikt, vanwege de biologische bedrijfsvoering, geen stikstofkunstmest.

Oogst van stikstof met gewas

In figuur 3 is de output van stikstof op de bodembalans weergegeven. Deze figuur laat zien dat graskuil in 2020 de grootste afvoerpost van stikstof van de bodem was met gemiddeld ongeveer 170 kg N/ha. Ten opzichte van 2019 is deze afvoerpost 25 kg N/ha lager op het gemiddelde Koeien & Kansen-bedrijf. Dit werd veroorzaakt door droogte in bepaalde gebieden in Nederland. De output van weidegras en maïs is gemiddeld niet veel veranderd ten opzichte van 2019 en bedroeg respectievelijk 65 en 28 kg N/ha in 2020. Gemiddeld op de Koeien & Kansen-bedrijven worden weinig overige producten geproduceerd, alleen bedrijf 9, met een grote akkerbouwtak, produceerde 45 kg N/ha aan overige producten.

Het intensieve kleibedrijf 4 had met ruim 390 kg N/ha de grootste stikstofopbrengst per hectare door de productie van graskuil en weidegras. Vijf bedrijven hadden een lage output van net iets meer dan 200 kg N/ha. De Marke zat hier in 2020 nog wat onder met een output van ruim 175 kg N/ha. In 2019 zat dit bedrijf ook rond de 175 kg per N/ha.

Figuur 3: Oogst van stikstof (output) per ha op Koeien & Kansen-bedrijven in 2020.
Figuur 3: Oogst van stikstof (output) per ha op Koeien & Kansen-bedrijven in 2020.

Lagere grasopbrengsten

Het hogere stikstofbodemoverschot in 2020 op de Koeien & Kansen wordt vooral veroorzaakt door een lagere opbrengst van graskuil, ondanks dat er meer drijfmest op het land is toegediend dan in 2019. Dit kwam vooral door het extreem droge voorjaar van 2020. Hiermee wordt duidelijk dat het niveau van het bodemoverschot niet alleen afhankelijk is van keuzes in bedrijfsstructuur of management, maar ook afhankelijk is van de verschillende groeiomstandigheden die ieder jaar optreden.