Nieuws

Bemesten zonder derogatie vraagt andere mestverdeling

Gepubliceerd op
27 februari 2023

Als de derogatie wegvalt, hebben melkveehouders straks gemiddeld 20 m³ rundveedrijfmest per ha minder voor hun gewassen beschikbaar dan bij volledige derogatie, zoals in 2022. Dat maakt een goede mestverdeling nóg belangrijker. Vanwege onder andere de nawerking van stikstof, is het advies voor maximale nutriëntenbenutting, om de mesttoediening nog meer naar de eerste helft van het groeiseizoen te schuiven. Dit en meer kwam aan bod tijdens de themamiddag van de Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen op 16 februari j.l. in Nijkerk.

(Kunst)Mestverdeling

Het vervallen van derogatie heeft effect op de bemesting en gewasopbrengsten op een melkveebedrijf. Het verschil aan werkzame stikstof (N), fosfor (P) en kalium (K) kan binnen de gebruiksnormen grotendeels worden aangevuld met kunstmest. Als de gebruiksnorm voor N gelijk blijft, heeft dit beperkt effect op opbrengst en kwaliteit. Als de (N-)gebruiksnorm lager wordt, zoals de verwachting is in nutriënt verontreinigde gebieden, zal de opbrengst en kwaliteit van het geteelde voer wel dalen. Of de aanvulling na 2026 met ReNure (kunstmestvervangers vanuit dierlijke mest) kan/mag, is onzeker. Het is in elk geval wél wenselijk, bleek uit de discussie. Zeker gezien de kosten voor afvoer van dierlijke mest en de aanvoer van extra kunstmest en tegelijkertijd de ambitie om kringlopen zoveel mogelijk te sluiten.

Puzzelen met opties

Het is dus puzzelen met de mestverdeling over de gewassen en het seizoen. Dat gebeurde in kleine groepjes tijdens de workshops. Daarin dachten boeren, adviseurs en beleidsmakers ook na over de effecten van meer bouwland en de hoeveelheid beschikbare mest bij veel weidegang. Een punt van zorg is het percentage blijvend grasland in Nederland. Dit mag ten opzichte van het referentiejaar 2018 niet met meer dan 5% dalen. Door het wegvallen van derogatie vervalt ook de 80% gras-eis en komt er meer ruimte voor bouwland op deze bedrijven.

Al vrij snel werd duidelijk dat het niet per se voordelig is om naar (veel) meer bouwland of mais te streven, of om minder te gaan weiden om meer mest in de put te krijgen. Nederland is en blijft een echt grasland. Het gras geeft prima eiwitopbrengsten en kan met weiden goed benut worden.

Op bedrijven met bouwland en/of maisland bestaat er een risico van een dalend organische stofgehalte omdat de aanvoer van rundveemest lager wordt. Het verbouwen van goede groenbemesters en maisland verbouwen in vruchtwisseling met tijdelijk grasland, is dan extra belangrijk. Door het tijdelijke grasland met gras-rode-witte klaver in te zaaien, wordt dit effect nog extra beperkt.

Situatieafhankelijke oplossingen

In het algemeen mag verwacht worden dat opslagcapaciteit van de dierlijke mest een belangrijke(re) rol gaat spelen. Het blijkt dat er geen algemene oplossingen zijn die voor iedereen optimaal zijn. Want door samenhang met GLB en voorschriften uit het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn zal per bedrijf, per grondsoort/ontwatering en zelfs per regio, verschillen wat de meest verstandige en economische oplossing is om in te spelen op het vervallen van derogatie.

Download de presentaties hieronder: