Nieuws

Werkingscoëfficiënten adviesbasis ook geldig voor nieuwe mestsoorten

Gepubliceerd op
6 maart 2012

Regelmatig krijgt de Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen vragen over de werking van verschillende mestsoorten voortkomend uit vergisting of (mechanische) behandeling van dierlijke mest.

Hoewel we in diverse proeven soms verschillen zien in stikstofwerking, zien we hierin geen aanleiding om de huidige rekenmethode voor werkingscoëfficiënten aan te passen. Volgens de commissie is de werking van verschillende mestsoorten nog steeds het best te voorspellen met de stikstofwerkingscoëfficiënten in tabel 1.3.3.1 van de adviesbasis grasland en voedergewassen. Daarin geldt: hoe hoger het aandeel minerale stikstof, hoe hoger de directe werking.

Voor de berekening van de stikstofwerking van drijfmest en gier onderscheiden we twee stikstoffracties, namelijk minerale stikstof (N-min) en organisch gebonden stikstof (N-org). Minerale stikstof is veel sneller voor de plant beschikbaar dan organisch gebonden stikstof. Daarom gelden voor deze fracties afzonderlijke werkingscoëfficiënten: Werking-min en Werking-org.
De stikstofwerking van organische mest berekenen we dan als volgt:

Stikstofwerking = (Werking-min x N-min) + (Werking-org x N-org).

De stikstofwerking van de mest is mede afhankelijk van de toedieningsmethode. Daarbij verdwijnt met name een deel van de minerale stikstof door ammoniakvervluchtiging. De tabellen met werkingscoëfficiënten maken daarom ook onderscheid naar de methode van toediening. Overigens zegt de vermelding van een toedieningswijze in de tabellen niets over het al dan niet wettelijk toegelaten zijn hiervan als emissie-arme techniek.