Nieuws
Graslandbemesting in de zomer: wat te doen met kleine giften?
Gras met een goed eiwitgehalte heeft voor elke snede bemesting nodig. Op zand en veen met weidegang is er op basis van de gebruiksnormen, weinig N beschikbaar voor de komende sneden. Hierdoor kan in de praktijk na een drijfmestgift op zand en veen, de snedegift met kunstmest achterwege blijven. Voor alle andere situaties is aanvulling met kunstmest nodig, ook al bedraagt de N-gift maar 50 kg kas/ha (~14 kg N/ha). Dit vraagt om een goed afgestelde strooier. Is de adviesgift kleiner dan 50 kg, bewaar die dan voor de daaropvolgende snede.
Lastig bemestingsjaar
Dit jaar is de bemesting een uitdaging door de vele neerslag in de afgelopen maanden, wat doorwerkt op de bemesting in de rest van het seizoen. Sommige percelen hebben laat in het voorjaar dierlijke mest gehad, andere kregen pas mest voor de tweede snede en moeten voor september nog zeker één keer mest toedienen. Soms zijn sneden van meer dan 5 ton ds geoogst. Eerder gaven we al uitleg over het corrigeren voor te zware of te lichte sneden. In dit artikel gaan we in op de vraag hoe de rest van het seizoen te bemesten voor gras van goede kwaliteit gedurende zomer, daarbij rekening houdend met de wisselende voorgeschiedenis én met de sterk verschillende N-gebruiksnormen op zand, veen en klei.
De bemestingsbalans
Van belang is om na te gaan hoeveel stikstofruimte er nog is. Hoeveel mest mag nog worden toegediend de komende periode en hoever zit u af van de N-gebruiksruimte? Vaak is 70-80% van de N-bemesting gegeven voor 1 juli op basis van het N-advies zoals dat in de Adviesbasis is weergegeven (zie Tabel 2.8 van het bemestingsadvies). Dat betekent automatisch kleine giften voor de navolgende sneden. In het onderstaande voorbeeld (Tabel 1) is dat uitgewerkt, op basis van de gebruiksnormen, voor de situatie 50 m3 drijfmest per ha op jaarbasis. Voor zowel zandgrond met weidegang in een NV gebied, als voor kleigrond met alleen maaien. Uitgangspunt is dat alle mest is toegediend voor 1 juli of dat de eerstvolgende snede wordt bemest met 20 m3 mest/ha.
Bij nog één maal mest geven, dient voor zandgrond de bemesting met kunstmest voor licht maaien en weiden achterwege blijven. De uitgespaarde N kan dan de daaropvolgende (maai-) snede worden toegediend. Als percelen sterk verschillen in NLV, dan kan de uitgespaarde N eventueel extra bemest worden op de percelen met de laagste NLV. Hebben alle percelen een hoog NLV, dan kan kunstmest uitgespaard worden. Op kleigrond is meer gebruiksruimte en kan bij een situatie met alleen maaien wel bijbemest worden. Op percelen met gras-klaver (en kruiden) is bemesting met kunstmest niet gewenst in de zomerperiode.
Elke snede een beetje N
Voor smakelijk gras is een niet al te lange groeiduur gewenst (maximaal 4 weken voor een weidesnede en 6 weken voor maaisnede). Bovendien geeft een korte groeiduur minder kans op roest en een snellere hergroei. Stikstofbemesting via mest en kunstmest als aanvulling op de nalevering uit de bodem en eerder gegeven mest helpen om de groei op peil te houden.
Goed strooien
Stikstofadviezen van 13-14 kg N/ha komen overeen met 50 kg kas per ha. Lang niet iedere strooier kan dit goed verdelen. Is dat bij uw strooier het geval dan kunt u beter deze gift opsparen tot de volgende snede. Een andere optie is om te switchen naar een meststof met een lager N-gehalte zoals een 20-0-0 meststof. Soms is een blend mogelijk wanneer bijvoorbeeld ook een aanvulling met kalium of natrium nodig is. Dit is individueel maatwerk.
Specifieke situaties
Wanneer een perceel overwegend wordt geweid, bij warm weer augustus en met voldoende vocht, dan is te overwegen de laatste N-bemesting achterwege laten. De uitgespaarde bemesting kan naar andere percelen. Op veengronden geldt dat bij warm en vochtig weer in augustus, in het geheel geen N-bemesting nodig is vanwege de hoge nalevering uit de bodem.
Tips:
- Let op kali: percelen die overwegend gemaaid worden hebben vaak een aanvulling nodig vanaf de 3e/4e snede (zie Tabel 2.18 van het bemestingsadvies)
- Strooi binnen 1 week na maaien. Stel strooien uit bij zware neerslagverwachtingen.
- Maak een inschatting van mestvoorraad en nog af te voeren mest. Bijvoorbeeld met een MestverdeelWijzer. Als voldoende is afgevoerd, en er is voldoende opslag, dan is het beter na 1 juli geen dierlijke mest meer uit te rijden. Spaar deze op voor na de winter.