category_news

Aangepast bemestingsplan door wijziging voorwaarden derogatie

Gepubliceerd op
14 april 2014

Aanpassing van de derogatie voorwaarden betekent voor veel bedrijven een aanpassing in de bemesting. Albert Jan Bos van DLV maakte als lid van Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen een voorbeeldberekening. Hij berekende dat als de maïs in 2014 hetzelfde wordt bemest als voor aanpassing derogatie er gemiddeld voor grasland 11 m3 dierlijke mest minder per hectare beschikbaar komt.

Dit kan gedeeltelijk met extra kunstmest aangevuld worden. Dit betekent als de maïsbemesting hetzelfde blijft het N-jaar niveau voor grasland terugloopt.

Uitgangspunt voor deze voorbeeldberekening is een bedrijf met 800.000 kilogram melk, 100 melkkoeien en 60 stuks jongvee. Er wordt beperkt geweid. 4,2 kg N in rundveedrijfmest. Bex voordeel bedraagt N 5 procent, P 5 procent. Het bedrijf heeft een omvang van 35 hectare gras zandgrond P klasse gemiddeld en 15 hectare snijmaïs zandgrond P klasse hoog. Bedrijf ligt in het concentratiegebied Oost. Dit betekent verplichte mestverwerking in dit jaar van 15 procent en volgend jaar 30 procent.

Voorbeeldberekening bij wijziging derogatie

Bij verhuur van maïsland moet 345 ton drijfmest meer worden afgevoerd dan bij de inzaai van 5 hectare nieuw gras. Er kan geen boer/boer mest worden afgezet en de verplichte mestverwerking stijgt met 74 kg P2O5. Volgend jaar wordt dit verschil zelfs 184 kg.

Minder drijfmest beschikbaar voor grasland

In de berekening en opzet van het bemestingsplan is uitgegaan van 80% van de landbouwkundig optimale bemesting van maïs. De drijfmest wordt op de maïs in de rij gegeven waardoor er bij dit bemestingsniveau geen kunstmestgift meer nodig is. In dit voorbeeld is de bemesting van de maïs scherp, maar ook in de nieuwe situatie nog steeds gelijk aan de situatie voorheen. Door een korting op de gebruiksnorm van 250 naar 230 betekent een gelijke bemesting in de maïs dat er op gras een extra korting tevoorschijn komt. Het betekent op gras dat er in de nieuwe situatie 11 m3 rundveedrijfmest minder beschikbaar is voor grasland. Dat is 11 x 2,1 = 23 kg werkzame stikstof minder en er mag 13 kg N uit kunstmest extra aangevoerd worden. Dat betekent een daling van 9 kg N op het jaarniveau op de graslandpercelen. Dit jaarniveau komt dan uit op 221 kg N per hectare aan werkzame stikstof.

Gevolgen voor kalivoorziening

Dat er 11 ton minder drijfmest beschikbaar is per hectare als met de oude derogatievoorwaarden kan gevolgen hebben voor de kalivoorziening van het grasland, er zal eerder kunstmestkali bijbemest moeten worden. Omdat N dierlijke mest de grootste beperking is kan er zelfs een kleine hoeveelheid fosfaatkunstmest aangevoerd worden, 140 kg bij maïslandverhuur en 80 kg P2O5 bij gras inzaai.